schots - zelfstandig naamwoord
1. plat stuk drijvend ijs
♢ hij sprong van schots naar schots en bereikte zo de overkant
1. de schotsen in de keel hebben
[verkouden zijn na het schaatsen]
Algemene uitdrukkingen:
1. schots en scheef
[zonder orde of regelmaat]
Zelfstandig naamwoord: schots
de schots
de schotsen
het schotsje
Gepubliceerd op 14-11-2017
schots
betekenis & definitie