Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

schot

betekenis & definitie

schot - zelfstandig naamwoord

1. keer dat je een kogel afvuurt
♢ de vogel werd met één schot gedood
1. buiten schot blijven
[niet meedoen en daardoor ook geen moeilijkheden krijgen]
2. dat was een schot in de roos
[dat was raak]
3. hem onder schot nemen
[je wapen op hem richten]
2. rechtopstaande wand
♢ er stond een schot tussen onze bedden

Zelfstandig naamwoord: schot
het schot
de schotten
het schotje