schaak - zelfstandig naamwoord
1. spel dat met twee keer 16 stukken gespeeld wordt
♢ we speelden een spelletje schaak
2. situatie waarbij de koning van het schaakspel niet meer gespeeld kan worden
♢ na een half uur stond ik schaak en had dus in feite verloren
Zelfstandig naamwoord: schaak
het schaak
Synoniemen
schaakmat, schaakspel
Gepubliceerd op 14-11-2017
schaak
betekenis & definitie