samenwonen - regelmatig werkwoord
uitspraak: sa-men-wo-nen
1. met een partner in hetzelfde huis wonen
♢ wij gaan binnenkort samenwonen
Regelmatig werkwoord: sa-men-wo-nen
ik woon samen (... ik samenwoon)
jij/u woont samen (... jij samenwoont)
hij/zij woont samen (... hij samenwoont)
wij/zij/jullie wonen samen (... wij samenwonen)
ik/jij/u/hij/zij woonde samen (... ik samenwoonde)
wij/zij/jullie woonden samen (... wij samenwoonden)
hij heeft samengewoond
samenwonend, samenwonende
Synoniemen
samenleven
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk