samenleven - regelmatig werkwoord
uitspraak: sa-men-le-ven
1. met een partner in hetzelfde huis wonen
♢ u hebt vier jaar met haar samengeleefd
Regelmatig werkwoord: sa-men-le-ven
ik leef samen (... ik samenleef)
jij/u leeft samen (... jij samenleeft)
hij/zij leeft samen (... hij samenleeft)
wij/zij/jullie leven samen (... wij samenleven)
ik/jij/u/hij/zij leefde samen (... ik samenleefde)
wij/zij/jullie leefden samen (... wij samenleefden)
hij hebben samengeleefd
samenlevend, samenlevende
Synoniemen
samenwonen
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk