Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

rondgaan

betekenis & definitie

rondgaan - onregelmatig werkwoord
uitspraak: rond-gaan

1. draaien om een as
deze draaitol gaat alsmaar rond
2. wandelen in een kring ergens omheen
we wilden dit natuurgebied rondgaan
3. langs een aantal dingen of mensen gaan
♢ ik zal bij alle mensen rondgaan met een collectebus
4. de ronde (laten) doen
♢ ik weet niet waar het boek is, het gaat rond bij alle studenten bij mijn groep

Onregelmatig werkwoord: rond-gaan
ik ga rond (... ik rondga)
jij/u gaat rond (... jij rondgaat)
hij/zij gaat rond (... hij rondgaat)
wij/zij/jullie gaan rond (... wij rondgaan)
ik/jij/u/hij/zij ging rond (... ik rondging)
wij/zij/jullie gingen rond (... wij rondgingen)
hij is rondgegaan
rondgaand, rondgaande

Synoniemen
circuleren, ronddraaien, rondwandelen, roteren

< >