kring - zelfstandig naamwoord
1. groep mensen die bij elkaar horen
♢ Willem hoort tot mijn vriendenkring
1. in hogere kringen
[bij deftige mensen]
2. in milieukringen
[bij mensen die zich inzetten voor het milieu]
2. gesloten ronde lijn
♢ de kinderen staan in een kring
1. kringen onder de ogen hebben
[donkere randen]
2. in een kringetje ronddraaien
[steeds weer uitkomen bij hetzelfde punt]
Zelfstandig naamwoord: kring
de kring
de kringen
het kringetje
Synoniemen
cirkel, ring
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk