rommelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: rom-me-len
1. een dof, rollend geluid maken
♢ mijn maag rommelt, ik heb honger
2. erin zoeken, het overhoop halen
♢ zij heeft weer in mijn kast gerommeld
3. allerlei kleine dingen doen
♢ ik heb gisteren lekker lopen rommelen
Regelmatig werkwoord: rom-me-len
ik rommel
jij/u rommelt
hij/zij rommelt
wij/zij/jullie rommelen
ik/jij/u/hij/zij rommelde
wij/zij/jullie rommelden
hij heeft gerommeld
rommelend, rommelende
Gepubliceerd op 14-11-2017
rommelen
betekenis & definitie