Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

rekening

betekenis & definitie

rekening - zelfstandig naamwoord
uitspraak: re-ke-ning

1. papier waar op staat wat je hebt ontvangen en wat je moet betalen
♢ we moeten de rekening van de verbouwing nog krijgen
1. per slot van rekening
[ten slotte, het is toch zo]
2. korte rekening maakt lange vriendschap
[je moet vrienden niet te lang op hun geld laten wachten]
3. rekening en verantwoording afleggen
[uitleggen waarom je zo gehandeld hebt]
4. voor rekening van ...
[op de kosten van ...]
5. voor eigen rekening
[je moet het zelf betalen]
6. onder in de zak vindt men de rekening
[pas later blijkt wat je moet betalen]
2. berekening van voordeel of verlies
♢ het wordt tijd om de berekening op te maken
1. het is bezwaarlijk de rekening van iemand anders op te maken
[ik kan niet oordelen over de uitgaven van iemand anders]
2. buiten de waard rekenen
[niet gerekend hebben op de inbreng van iemand anders]
3. een verkeerde rekening maken
[zich vergissen]
4. dat was een streep door de rekening
[daardoor ging het plan niet door]
3. overzicht van wat iemand aan een bank verschuldigd is en tegoed heeft
♢ ik heb een rekening bij de ING

Algemene uitdrukkingen:
1. aan de rekening zijn
[zwanger zijn]
2. zij mag gaan buiten haar rekening, maar niet buiten haar tijd
[wordt gezegd van een vrouw die later moet bevallen dan ze heeft uitgerekend]
3. dat is/blijft voor rekening van ...
[is de verantwoordelijkheid van ...]
4. iemand de rekening voor iets presenteren
[rekenschap vragen of genoegdoening eisen]
5. rekening houden met ...
[erop bedacht zijn ...]
Zelfstandig naamwoord: re-ke-ning
de rekening
de rekeningen
het rekeningetje

Synoniemen
bon, factuur, nota