prik - zelfstandig naamwoord
1. laag geldbedrag
♢ je koopt dat boek voor een prikkie
2. steek met een puntig voorwerp
♢ ik voelde de prik van de naald
1. een prik halen bij de dokter
[een injectie]
3. met bubbels
♢ wil je limonade met prik?
1. dat is vaste prik
[dat gebeurt altijd zo]
Zelfstandig naamwoord: prik
de prik
Synoniemen
grijpstuiver, schijntje
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk