praatje - zelfstandig naamwoord
uitspraak: praat-je
1. kort gesprek over gewone dingen
♢ mijn collega kwam een praatje maken
1. hij heeft praatjes
[hij schept op over zichzelf]
2. dat is maar een praatje
[het is niet waar]
3. praatjes vullen geen gaatjes
[met alleen praten wordt het werk niet gedaan]
Zelfstandig naamwoord: praat-je
het praatje
de praatjes
Gepubliceerd op 14-11-2017
praatje
betekenis & definitie