polariseren - regelmatig werkwoord
uitspraak: po-la-ri-se-ren
1. de onenigheid tussen mensen groter maken
♢ dat roddelen van haar heeft de situatie wel gepolariseerd
Regelmatig werkwoord: po-la-ri-se-ren
ik polariseer
jij/u polariseert
hij/zij polariseert
wij/zij/jullie polariseren
ik/jij/u/hij/zij polariseerde
wij/zij/jullie polariseerden
hij heeft gepolariseerd
de/het/een gepolariseerde ....
polariserend, polariserende
Gepubliceerd op 14-11-2017
polariseren
betekenis & definitie