Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

pit

betekenis & definitie

pit - zelfstandig naamwoord

1. zaadkorrel van een vrucht
♢ in de sinaasappels zaten veel pitten
1. ruwe bolster, blanke pit
[zeg je van iemand die uiterlijk ruw is, maar toch gevoelig]
2. deel van een kooktoestel waarop één pan verwarmd wordt
♢ we hebben een fornuis met vier pitten
1. iets op een laag pitje zetten
[even niet gebruiken, je er even niet mee bezig houden]
3. kracht en levendigheid
♢ Jara is nog klein, maar ze heeft veel pit
4. draad in een kaars of in vuurwerk
♢ de pit was veel te lang

Zelfstandig naamwoord: pit
de pit
de pitten
het pitje

Synoniemen
brander, lont