Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 30-11-2017

parallel

betekenis & definitie

parallel - bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord
uitspraak: pa-ral-lel

1. gelijk aan
♢ parallel aan dit besluit, zijn alle vergaderingen afgelast
2. met overal dezelfde tussenruimte
♢ de lijnen lopen parallel aan elkaar
3. wat naast en onafhankelijk van elkaar ligt
♢ de verlichting heeft een parallelle schakeling

1. lijn die evenwijdig loopt aan een andere lijn
♢ teken een lijn van links naar rechts en op 5 cm daarboven een parallel
2. wat erg lijkt op iets anders
♢ ik zie veel parallellen tussen jou en haar
1. een parallel trekken tussen ....
[ze met elkaar vergelijken]

Bijvoeglijk naamwoord: pa-ral-lel
de/het parallelle ...

Zelfstandig naamwoord: pa-ral-lel
de parallel
de parallellen

Synoniemen
analoog, conform, evenwijdig, overeenkomstig, volgens