opwinden - onregelmatig werkwoord
uitspraak: op-win-den
1. de veer opnieuw spannen
♢ heb je de klok opgewonden?
2. er een bol of kluwen van maken
♢ wil je me helpen deze wol op te winden?
3. je er erg druk om maken
♢ je moet je niet zo opwinden, dat is niet goed voor je
4. hem een spannend gevoel bezorgen
♢ de foto's wonden hem erg op
Onregelmatig werkwoord: op-win-den
ik wind op (... ik opwind)
jij/u windt op (... jij opwindt)
hij/zij windt op (... hij opwindt)
wij/zij/jullie winden op (... wij opwinden)
ik/jij/u/hij/zij wond op (... ik opwond)
wij/zij/jullie wonden op (... wij opwonden)
hij heeft opgewonden
de/het/een opgewonden ....
opwindend, opwindende
Tegenstellingen
beheersen
Gepubliceerd op 14-11-2017
opwinden
betekenis & definitie