opwarmen - regelmatig werkwoord
uitspraak: op-war-men
1. warm maken
♢ we hebben ons opgewarmd bij de open haard
1. iemand ergens voor warm maken
[hem motiveren, enthousiast maken]
2. warming-up
[oefeningen om de spieren los te maken]
2. opnieuw warm maken
♢ ik heb een restje boerenkool voor je opgewarmd
1. een opgewarmd lijk
[een saaie, duffe vent]
2. dat is opgewarmde kost
[daar hebben we vaker over gehoord]
3. erotisch prikkelen
♢ zij heeft hem eerst opgewarmd en toen afgewezen
Regelmatig werkwoord: op-war-men
ik warm op (... ik opwarm)
jij/u warmt op (... jij opwarmt)
hij/zij warmt op (... hij opwarmt)
wij/zij/jullie warmen op (... wij opwarmen)
ik/jij/u/hij/zij warmde op (... ik opwarmde)
wij/zij/jullie warmden op (... wij opwarmden)
hij heeft opgewarmd
de/het/een opgewarmde ....
Synoniemen
warmen
Gepubliceerd op 14-11-2017
opwarmen
betekenis & definitie