opschudden - regelmatig werkwoord
uitspraak: op-schud-den
1. door schudden weer bol en zacht maken
♢ de zuster schudde de kussens van de zieke op
2. wakker maken
♢ het dorp werd opgeschud door dit vreselijke nieuws
Regelmatig werkwoord: op-schud-den
ik schud op (... ik opschud)
jij/u schudt op (... jij opschudt)
hij/zij schudt op (... hij opschudt)
wij/zij/jullie schudden op (... wij opschudden)
ik/jij/u/hij/zij schudde op (... ik opschudde)
wij/zij/jullie schudden op (... wij opschudden)
hij heeft opgeschud
de/het/een opgeschudde ....
opschuddend, opschuddende
Gepubliceerd op 14-11-2017
opschudden
betekenis & definitie