oppiepen - regelmatig werkwoord
uitspraak: op-pie-pen
1. iemand oproepen door zijn semafoon te laten piepen
♢ de dokter werd opgepiept door de verpleegkundige
2. opwarmen zodat het weer knapperig is
♢ ik kan dat oude stokbroodje wel even oppiepen
Regelmatig werkwoord: op-pie-pen
ik piep op (... ik oppiep)
jij/u piept op (... jij oppiept)
hij/zij piept op (... hij oppiept)
wij/zij/jullie piepen op (... wij oppiepen)
ik/jij/u/hij/zij piepte op (... ik oppiepte)
wij/zij/jullie piepten op (... wij oppiepten)
hij heeft opgepiept
de/het/een opgepiepte ....
oppiepend, oppiepende
Gepubliceerd op 14-11-2017
oppiepen
betekenis & definitie