dokter - zelfstandig naamwoord
uitspraak: dok-ter
1. wie een officiële bevoegdheid heeft om zieken te behandelen
♢ je moet met die wond naar de dokter
1. haring in het land, dokter aan de kant
[haring eten is goed voor je gezondheid]
2. met je water voor de dokter komen
[zeggen wat je bedoelt]
Zelfstandig naamwoord: dok-ter
de dokter
de dokters
het doktertje
Synoniemen
arts, geneesheer, geneeskundige, medicus
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk