Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

dokter

betekenis & definitie

dokter - zelfstandig naamwoord
uitspraak: dok-ter

1. wie een officiële bevoegdheid heeft om zieken te behandelen
je moet met die wond naar de dokter
1. haring in het land, dokter aan de kant
[haring eten is goed voor je gezondheid]
2. met je water voor de dokter komen
[zeggen wat je bedoelt]

Zelfstandig naamwoord: dok-ter
de dokter
de dokters
het doktertje

Synoniemen
arts, geneesheer, geneeskundige, medicus