ontzadelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: ont-za-de-len
1. uit het zadel gooien
♢ de ruiter werd ontzadeld
2. ontdoen van het zadel
♢ na de rit moesten we de paarden ontzadelen
Regelmatig werkwoord: ont-za-de-len
ik ontzadel
jij/u ontzadelt
hij/zij ontzadelt
wij/zij/jullie ontzadelen
ik/jij/u/hij/zij ontzadelde
wij/zij/jullie ontzadelden
hij heeft of is ontzadeld
de/het/een ontzadelde ....
ontzadelend, ontzadelende
Gepubliceerd op 14-11-2017
ontzadelen
betekenis & definitie