ontregelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: ont-re-ge-len
1. de regelmatige werking laten verliezen
♢ het treinverkeer werd ontregeld door die sneeuwbui
2. van de wijs brengen
♢ na het ongeluk was zij helemaal ontregeld
Regelmatig werkwoord: ont-re-ge-len
ik ontregel
jij/u ontregelt
hij/zij ontregelt
wij/zij/jullie ontregelen
ik/jij/u/hij/zij ontregelde
wij/zij/jullie ontregelden
hij heeft ontregeld
de/het/een ontregelde ....
ontregelend, ontregelende
Tegenstellingen
coördineren, kanaliseren, regelen
Gepubliceerd op 14-11-2017
ontregelen
betekenis & definitie