omroeren - regelmatig werkwoord
uitspraak: om-roe-ren
1. roerend door elkaar mengen
♢ roer de saus elke vijf minuten goed om
Regelmatig werkwoord: om-roe-ren
ik roer om (... ik omroer)
jij/u roert om (... jij omroert)
hij/zij roert om (... hij omroert)
wij/zij/jullie roeren om (... wij omroeren)
ik/jij/u/hij/zij roerde om (... ik omroerde)
wij/zij/jullie roerden om (... wij omroerden)
hij heeft omgeroerd
de/het/een omgeroerde ....
omroerend, omroerende
Gepubliceerd op 14-11-2017
omroeren
betekenis & definitie