saus - zelfstandig naamwoord
1. gebonden vocht met onder andere kruiden erin, voor over een gerecht
♢ we aten spaghetti met tomatensaus
1. iets met een geleerd sausje overgieten
[het een beetje geleerd laten lijken]
2. honger is de beste saus
[als je honger hebt, smaakt alles]
3. de saus is beter dan de vis
[het bijkomstige is beter dan de hoofdzaak]
2. dunne verf voor op de muren
♢ we verfden de muren met een lichtgeel sausje
Zelfstandig naamwoord: saus
de saus
de sauzen
het sausje
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk