musiceren - regelmatig werkwoord
uitspraak: mu-si-ce-ren
1. muziek maken
♢bij ons in de familie wordt veel gemusiceerd
Regelmatig werkwoord: mu-si-ce-ren
ik musiceer
jij/u musiceert
hij/zij musiceert
wij/zij/jullie musiceren
ik/jij/u/hij/zij musiceerde
wij/zij/jullie musiceerden
hij heeft gemusiceerd
musicerend, musicerende
Gepubliceerd op 31-10-2017
musiceren
betekenis & definitie