familie - zelfstandig naamwoord
uitspraak: fa-mi-lie
1. alle bloedverwanten samen: vader, moeder, etc.
♢ wij vormen een hechte familie
1. dat zit in de familie
[veel familieleden hebben die eigenschap geërfd]
2. dat komt in de beste families voor
[het kan iedereen overkomen]
2. groep met dezelfde eigenschappen of kenmerken
♢ de jasmijn hoort bij de familie van de heesters
3. man, vrouw en kinderen
♢ ik wil je aan mijn familie voorstellen
Zelfstandig naamwoord: fa-mi-lie
de familie
de families
Synoniemen
geslacht, gezin, stam
Gepubliceerd op 14-11-2017
familie
betekenis & definitie