minister - zelfstandig naamwoord
uitspraak: mi-nis-ter
1. lid van de regering, hoofd van een ministerie
♢Kok is minister van binnenlandse zaken
1. de eerste minister
[de premier, leider van de regering]
Zelfstandig naamwoord: mi-nis-ter
de minister
de ministers
het ministertje
Gepubliceerd op 31-10-2017
minister
betekenis & definitie