Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 31-10-2017

markt

betekenis & definitie

markt - zelfstandig naamwoord

1. koop en verkoop van producten in het algemeen
♢er komen elke dag nieuwe apparaten op de markt
1. een gat in de markt
[een mogelijkheid om producten te verkopen]
2. goed in de markt liggen
[gevraagd, gewild zijn]
3. in de markt zijn voor iets
[gegadigde zijn]
4. een nerveuze markt
[met sterke schommelingen]
5. een open markt
[zonder invoerrechten en heffingen]
6. de markt veroveren
[veel verkopen]
7. iets onder de markt verkopen
[veel goedkoper dan alle anderen]
8. bij het scheiden van de markt leert men de kooplui kennen
[kort voordat het afgelopen is, leert men iemands ware karakter kennen]
9. op de markt komen
[verkocht gaan worden]
2. de verkoop van producten in het openbaar, vaak in de open lucht
♢we kopen altijd groente op de markt
1. op de markt is uw gulden een daalder waard
[op de markt is alles goedkoper]
2. het gelijk van de vismarkt hebben
[alleen met een grote mond kunnen winnen]
3. de zwarte markt
[clandestiene handel]
4. bij het scheiden van de markt leer je de koopman kennen
[achteraf ontdek je wat je aan iemand hebt]

Algemene uitdrukkingen:
1. van alle markten thuis zijn
[overal verstand van hebben, veel kunnen]

Zelfstandig naamwoord: markt
de markt
de markten
het marktje