magisch - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: ma-gies
1. wat met toveren te maken heeft
♢zij beschikt over magische krachten
2. wat met bovennatuurlijke krachten te maken heeft
♢het is toch magisch dat zij contact lijkt te hebben met haar overleden opa
Bijvoeglijk naamwoord: ma-gies
... is magischer dan ...
de/het magische ...
iets magisch
Gepubliceerd op 31-10-2017
magisch
betekenis & definitie