magisch
magisch - Bijvoeglijk naamwoord 1. met een bijzondere, bovennatuurlijke betekenis Woordherkomst afgeleid van magie met het achtervoegsel -isch Verwante begrippen magiër
Wiktionary (2019)
magisch - Bijvoeglijk naamwoord 1. met een bijzondere, bovennatuurlijke betekenis Woordherkomst afgeleid van magie met het achtervoegsel -isch Verwante begrippen magiër
Muiswerk Educatief (2017)
magisch - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ma-gies 1. wat met toveren te maken heeft ♢zij beschikt over magische krachten 2. wat met bovennatuurlijke krachten te maken heeft ♢het is toch magisch dat zi...
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Lat. magicus, Gr. magikos] op de magie betrekking hebbend; op de wijze van een tovenaar; betoverend.
Van Dale Uitgevers (1950)
(<Hd.), bn., (als) door, met toverkracht werkend, bovenaardse macht hebbend: een magische kracht; magische kringen; een magisch wezen.
Jacon Kramers Jz (1948)
toverkracht bezittend, betoverend; ~ vierkant, tovervierkant, een als een dambord verdeeld vierkant, in welks velden de getallen 1, 2 enz. zodanig geplaatst zijn, dat de som in de richting der zijden en der diagonalen steeds dezelfde is.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: