maan - zelfstandig naamwoord
1. hemellichaam dat in baan rond de aarde draait en 's nachts te zien is
♢zie de maan schijnt door de bomen
1. het is volle maan
[de maan is helemaal rond]
2. dat ding is naar de maan
[kapot]
3. loop naar de maan!
[ga weg, ik heb genoeg van je]
4. blaffen tegen de maan
[nodeloos dreigen]
5. naar de maan gaan
[kapot gaan, verloren gaan]
6. loop naar de maan!
[verwensing als iemand iets vervelends doet]
Zelfstandig naamwoord: maan
de maan
de manen
het maantje
Synoniemen
satelliet
Gepubliceerd op 31-10-2017
maan
betekenis & definitie