Werkwoorden vervoegen
manen
Tegenwoordige tijd manen
Ik maan
Jij maant
maan jij?
U maant
Hij/Zij/Het maant
Wij manen
Jullie manen
Zij manen
Verleden tijd van manen
Ik maande
Jij/U maande
Hij/Zij/Het maande
Wij maanden
Jullie maanden
Zij maanden
Voltooid deelwoord van manen
gemaand
Tegenwoordig deelwoord van manen
manend