luieren - regelmatig werkwoord
uitspraak: lui-e-ren
1. lekker nietsdoen
♢ hij lag te luieren in de zon
Regelmatig werkwoord: lui-e-ren
ik luier
jij/u luiert
hij/zij luiert
wij/zij/jullie luieren
ik/jij/u/hij/zij luierde
wij/zij/jullie luierden
hij heeft geluierd
luierend, luierende
Tegenstellingen
arbeiden, werken
Gepubliceerd op 14-11-2017
luieren
betekenis & definitie