lik - zelfstandig naamwoord
1. gebouw waarin misdadigers worden opgesloten
♢ [plat] die overvaller zit in de lik
2. aanraking met de tong
♢ de hond gaf Gonnie een lik over haar gezicht
3. een kleine hoeveelheid
♢ ik deed een likje mosterd op het knakworstje
Zelfstandig naamwoord: lik
de lik
de likken
het likje
Synoniemen
bajes, gevangenis, nor
Gepubliceerd op 14-11-2017
lik
betekenis & definitie