kruisigen - regelmatig werkwoord
uitspraak: krui-si-gen
1. hem aan een kruis vastmaken
♢ vroeger werden misdadigers vaak als straf gekruisigd
Regelmatig werkwoord: krui-si-gen
ik kruisig
jij/u kruisigt
hij/zij kruisigt
wij/zij/jullie kruisigen
ik/jij/u/hij/zij kruisigde
wij/zij/jullie kruisigden
hij heeft gekruisigd
de/het/een gekruisigde ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
kruisigen
betekenis & definitie