kokos - zelfstandig naamwoord
uitspraak: ko-kos
1. vezels van de buitenkant van de kokosnoot
♢ we hadden vroeger een kokosmat in de huiskamer
2. gemalen vlees van de kokosnoot
♢ mijn moeder bakt elke week een kokoskoek
Zelfstandig naamwoord: ko-kos
de kokos
Gepubliceerd op 14-11-2017
kokos
betekenis & definitie