Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

kauwen

betekenis & definitie

kauwen - regelmatig werkwoord
uitspraak: kau-wen

1. voedsel met je tanden fijn maken
♢ je moet je eten goed kauwen
1. je kauwt als een bok op stekelen (TB)
[je eet met tegenzin]
2. erop bijten zonder het door te slikken
♢ hij zat op zijn potlood te kauwen

Regelmatig werkwoord: kau-wen
ik kauw
jij/u kauwt
hij/zij kauwt
wij/zij/jullie kauwen
ik/jij/u/hij/zij kauwde
wij/zij/jullie kauwden
hij heeft gekauwd
de/het/een gekauwde ....
kauwend, kauwende

< >