kak - zelfstandig naamwoord
1. onverteerd voedsel dat via je anus naar buiten komt
♢ de wc was erg vies: er zat allemaal kak aan de rand van de pot
1. dat komt gelijk kak
[het gaat vanzelf]
2. grote kak op een klein potje
[drukte om niets]
2. denken dat je beter bent dan anderen en je zo gedragen
♢ niet te geloven zoveel kak als hij heeft
1. kale kak, kouwe kak
[weinig geld hebben, maar doen alsof je heel wat waard bent]
2. kakmadam
[opgedirkte vrouw of vrouw met kapzones]
Zelfstandig naamwoord: kak
de kak
Synoniemen
arrogantie, drek, fecaliën, kapsones, ontlasting, poep, pretentie, schijt, shit, stoelgang, stront, uitwerpsel
Gepubliceerd op 14-11-2017
kak
betekenis & definitie