'Kak' is hier een verbastering van: kaken, kakelen, en heeft in deze en dergelijke zegswijzen dus de betekenis van: vertoon, drukte, opschepperij. Zo spreekt men ook nog van een ‘kak-madam’, een 'kakb... Lees meer
'Kak', gemeenzaam voor: poep, ontlasting. De uitdrukking bedoelt: er is iets niet in de haak. De herkomst is niet geheel duidelijk. Vgl. De Schoolmeester in: De schipbreuk