inwisselen

betekenis & definitie

inwisselen - regelmatig werkwoord
uitspraak: in-wis-se-len

1. inleveren voor iets anders
♢ ik ga mijn auto inwisselen voor een nieuwer model

Regelmatig werkwoord: in-wis-se-len
ik wissel in (... ik inwissel)
jij/u wisselt in (... jij inwisselt)
hij/zij wisselt in (... hij inwisselt)
wij/zij/jullie wisselen in (... wij inwisselen)
ik/jij/u/hij/zij wisselde in (... ik inwisselde)
wij/zij/jullie wisselden in (... wij inwisselden)
hij heeft ingewisseld
de/het/een ingewisselde ....

Synoniemen
inruilen, omruilen, verruilen