Wat is de betekenis van inwisselen?

2023-10-01
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

inwisselen

inwisselen - Werkwoord Woordherkomst samenstelling van in en wisselen Synoniemen omwisselen, uitwisselen, verruilen, inruilen, converteren, wisselen, ruilen, omruilen, omzetten, vervangen

2023-10-01
Woordenlijst leerling en leerkracht

WizWijs (2017)

inwisselen

Inwisselen is het ‘ruilen’ van eenheden voor een tiental bij het onder elkaar rekenen. Bij optellen is inwisselen nodig als twee getallen die onder elkaar staan samen groter zijn dan 9. Bij aftrekken moet je inwisselen als het af te trekken getal groter is dan het getal waar het van afgetrokken moet worden.

Direct toegang tot alle 9 resultaten over inwisselen?

Word nu vriend van Ensie
2023-10-01
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

inwisselen

inwisselen - regelmatig werkwoord uitspraak: in-wis-se-len 1. inleveren voor iets anders ♢ ik ga mijn auto inwisselen voor een nieuwer model Regelmatig werkwoord: in-wis-se-len ik wissel in (... ik inwissel)...

2023-10-01
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Inwisselen

v., ynwikselje.

2023-10-01
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Inwisselen

(wisselde in, heeft ingewisseld), in-, verruilen, het een voor het ander geven: ik heb juist al mijn zilvergeld ingewisseld; coupons inwisselen.

2023-10-01
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

inwisselen

wisselde in, h. ingewisseld (omwisselen, inruilen tegen iets anders; verwisselen, verruilen voor iets anders): Duits geld tegen (of: voor) Nederlandse munt inwisselen.

2023-10-01
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

inwisselen

('in) (wisselde in, heeft ingewisseld) het een voor het ander geven: Hollands tegen of voor Frans geld -. Syn. (in)ruilen.

2023-10-01
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

inwisselen

(wisselde in, heeft ingewisseld), (overg.) in-, verruilen, het een voor het ander geven: ik heb juist al mijn geld ingewisseld; coupons .

2023-10-01
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Inwisselen

INWISSELEN, (wisselde in, heeft ingewisseld), ruilen, het een voor het ander geven ; ik heb juist al mijn zilvergeld ingewisseld; effecten inwisselen.