intern - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: in-tern
1. van binnen
♢ het probleem zit niet buiten de organisatie, maar intern
1. interne geneeskunde
[houdt zich bezig met o.a. stoornissen van de ingewanden]
2. het interne geheugen
[wat direct toegankelijk is, zonder apart opslagapparaat]
2. inwonend
♢ de interne leerlingen hebben hun eigen kamer hier op school
Bijvoeglijk naamwoord: in-tern
de/het interne ...
Synoniemen
inwendig
Gepubliceerd op 14-11-2017
intern
betekenis & definitie