insturen - regelmatig werkwoord
uitspraak: in-stu-ren
1. zorgen dat het ergens komt
♢ we hebben het wedstrijdformulier ingestuurd
2. naar een bepaalde plaats laten gaan
♢ Ko heeft zijn boot de haven ingestuurd
Regelmatig werkwoord: in-stu-ren
ik stuur in (... ik instuur)
jij/u stuurt in (... jij instuurt)
hij/zij stuurt in (... hij instuurt)
wij/zij/jullie sturen in (... wij insturen)
ik/jij/u/hij/zij stuurde in (... ik instuurde)
wij/zij/jullie stuurden in (... wij instuurden)
hij heeft ingestuurd
de/het/een ingestuurde ....
insturend, insturende
Synoniemen
inzenden, opsturen, sturen, toesturen, toezenden, zenden
Tegenstellingen
binnenkrijgen, incasseren, krijgen, ontvangen, verkrijgen
Gepubliceerd op 14-11-2017
insturen
betekenis & definitie