Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

inkorten

betekenis & definitie

inkorten - regelmatig werkwoord
uitspraak: in-kor-ten

1. korter maken door iets van de lengte af te halen
ik moest de broek drie centimeter inkorten
2. korter van tijd maken
♢ zijn straf is met drie maanden ingekort

Regelmatig werkwoord: in-kor-ten
ik kort in (... ik inkort)
jij/u kort in (... jij inkort)
hij/zij kort in (... hij inkort)
wij/zij/jullie korten in (... wij inkorten)
ik/jij/u/hij/zij kortte in (... ik inkortte)
wij/zij/jullie kortten in (... wij inkortten)
hij heeft ingekort
de/het/een ingekorte ....