huiselijk - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: hui-se-lijk
1. wat een aangename sfeer heeft
♢ ze heeft de kamer erg huiselijk ingericht
2. wie graag thuis is
♢ hij is een huiselijk type
3. wat met het gezin of met het huishouden te maken heeft
♢ de huiselijke bezigheden zijn voor haar rekening
1. de huiselijke vrede
[de rust in huis]
Bijvoeglijk naamwoord: hui-se-lijk
... is huiselijker dan ...
de/het huiselijke ...
iets huiselijks
Synoniemen
gemoedelijk, genoeglijk, gezellig, knus, prettig
Gepubliceerd op 14-11-2017
huiselijk
betekenis & definitie