Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

houden

betekenis & definitie

houden - onregelmatig werkwoord
uitspraak: hou-den

1. zorgen dat het blijft
je mag die foto houden
2. iets of iemand vasthouden
♢ ze hielden elkaar bij de hand
3. fokken en verzorgen
♢ die boer houdt kippen
4. iets of iemand lief of mooi vinden
♢ de meeste ouders houden van hun kinderen
5. het nakomen, het doen
♢ zij hield zich aan de regels
6. vast blijven zitten
♢ deze lijm houdt goed
7. het verdragen
♢ ik houd het niet meer van de hitte

Algemene uitdrukkingen:
1. een feestje houden
[een feestje organiseren]
2. het voor zich houden
[het niet zeggen]
3. ik houd het erop dat je komt
[ik reken daarop]
4. houden zo!
[zorg dat het zo blijft]
5. ik houd het hier voor gezien
[ik ga hier weg]
6. zich goed houden
[doen alsof er niets aan de hand is]
7. het in de gaten houden
[er goed op letten]
8. hem voor de gek houden
[hem bedriegen]
9. iets in stand houden
[het laten bestaan]
Onregelmatig werkwoord: hou-den
ik hou(d)
jij/u houdt
hij/zij houdt
wij/zij/jullie houden
ik/jij/u/hij/zij hield
wij/zij/jullie hielden
hij heeft gehouden

Synoniemen
behouden, beminnen, bewaren, hechten, liefhebben, opslaan, opsparen, pakken

Tegenstellingen
afdragen, breken, haten, loslaten