fruiten - regelmatig werkwoord
uitspraak: frui-ten
1. groente in vet of olie bakken tot ze een goudgele kleur krijgt
♢ voor deze soep moet u eerst een uitje fruiten
Regelmatig werkwoord: frui-ten
ik fruit
jij/u fruit
hij/zij fruit
wij/zij/jullie fruiten
ik/jij/u/hij/zij fruitte
wij/zij/jullie fruitten
hij heeft gefruit
de/het/een gefruite ....
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk