fixeren

betekenis & definitie

fixeren - regelmatig werkwoord
uitspraak: fix-e-ren

1. onbeweeglijk vastzetten
♢ het gebroken been werd gefixeerd met gips
2. strak aankijken
♢ hij fixeerde mij met zijn ogen
3. met een stof behandelen waardoor het niet meer uit te wissen is
♢ zijn deze foto's wel gefixeerd?

Regelmatig werkwoord: fix-e-ren
ik fixeer
jij/u fixeert
hij/zij fixeert
wij/zij/jullie fixeren
ik/jij/u/hij/zij fixeerde
wij/zij/jullie fixeerden
hij heeft gefixeerd
de/het/een gefixeerde ....
fixerend, fixerende

Synoniemen
aanstaren