effen - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: ef-fen
1. met een oppervlak zonder bobbels
♢ het oppervlak is na deze bewerking helemaal effen
2. zonder gevoel of hartelijkheid
♢ met een effen gezicht nam hij het cadeautje aan
3. van één kleur
♢ het gordijn is effen blauw
Algemene uitdrukkingen:
1. effen is kwalijk treffen (TB)
[het is moeilijk om het iedereen naar de zin te maken]
2. effen is kwalijk treffen (TB)
[iets precies vinden zoals je het hebben wilt, valt niet mee]
Bijvoeglijk naamwoord: ef-fen
iets effens
Synoniemen
egaal, gelijk, ijskoud, ijzig, kil, koel, koud, vlak
Tegenstellingen
affectief, emotioneel, ongelijkheid
Gepubliceerd op 14-11-2017
effen
betekenis & definitie