dreigen - regelmatig werkwoord
uitspraak: drei-gen
1. bang maken door iets te doen of te zeggen
♢ de inbreker dreigde met een mes
2. het gebeurt bijna
♢ het dreigt te gaan regenen
Regelmatig werkwoord: drei-gen
ik dreig
jij/u dreigt
hij/zij dreigt
wij/zij/jullie dreigen
ik/jij/u/hij/zij dreigde
wij/zij/jullie dreigden
hij heeft gedreigd
dreigend, dreigende
Synoniemen
bedreigen
Gepubliceerd op 14-11-2017
dreigen
betekenis & definitie