dollen - regelmatig werkwoord
uitspraak: dol-len
1. uitgelaten gekheid maken
♢ die malle Roald loopt altijd een beetje te dollen met ons
1. zonder dollen
[zonder gekheid, in ernst]
2. op speelse manier plagen
♢ je moet er maar tegen kunnen dat we jou een beetje dollen
Algemene uitdrukkingen:
1. gaan we dollen?
[ruzie maken]
Regelmatig werkwoord: dol-len
ik dol
jij/u dolt
hij/zij dolt
wij/zij/jullie dollen
ik/jij/u/hij/zij dolde
wij/zij/jullie dolden
hij heeft gedold
dollend, dollende
Gepubliceerd op 14-11-2017
dollen
betekenis & definitie